Mobiliteitsbudget en belastingen: hoe zit dat?
Overweeg je om het mobiliteitsbudget in te voeren in je bedrijf of denk je er aan om je bedrijfswagen in te ruilen voor het mobiliteitsbudget? Dan is het handig om te weten hoeveel belastingen je hierop moet betalen (Spoiler: het is erg voordelig).
Het mobiliteitsbudget kent drie pijlers, elke pijler wordt op een andere manier belast. Mbrella geeft je een handig overzicht van de belasting per pijler voor zowel de werknemer als de werkgever. Tip: wil je eerst wat meer te weten over het mobiliteitsbudget, dan raad ik je deze artikels aan: Wat is het mobiliteitsbudget? & Het vernieuwd mobiliteitsbudget.
Een eerste weggevertje voor we in de details duiken: het mobiliteitsbudget is kostenneutraal voor de werkgever. Ja, je leest het goed: de invoering van het mobiliteitsbudget brengt geen extra kosten met zich mee. Dit komt doordat alle kosten van de bedrijfswagen worden omgezet in een gelijkwaardig uit te besteden bedrag, genaamd het mobiliteitsbudget.
Pijler 1: Milieuvriendelijke(re) bedrijfswagen 🚗
De milieuvriendelijke(re) bedrijfswagen uit de eerste pijler, volgt het belastingsregime van de traditionele bedrijfswagen. Wat wil dit zeggen?
Voordeel alle aard
Indien een werknemer kiest voor een milieuvriendelijke(re) bedrijfswagen zal hij hierop belast worden zoals alle bedrijfswagens in België. De werknemer betaalt hier dus een belasting via het principe ‘voordeel van alle aard’.
Dit is een belasting dat de werknemer moet betalen op andere gekregen voordelen naast het loon. De werknemer betaalt deze fiscale belasting naargelang de Co2-uitstoot, de waarde en de leeftijd van de bedrijfswagen.
Doordat de pijler 1 wagen milieuvriendelijker is, ligt de belasting vaak lager vergeleken met de oorspronkelijke bedrijfswagen. Dit voordeel zal ook alleen maar groter worden, want de prijzen van elektrische wagens dalen doorheen de jaren.
Sociale zekerheidsbijdragen
Zoals bij alle bedrijfswagens moet de werknemer geen sociale zekerheidsbijdragen betalen. Daarnaast kan de werknemer ook nog recht hebben op een fiscale vrijstelling van 430 euro (aanslagjaar 2023) als er aan twee voorwaarden wordt voldaan:
1) Ten eerste moeten de beroepskosten forfaitair in de personenbelasting worden aangegeven
2) Ten tweede mag de werkgever geen extra tussenkomst geven bovenop het mobiliteitsbudget voor woon-werkverplaatsingen met het openbaar vervoer of het gemeenschappelijk vervoer van personeelsleden.
De werkgever moet in deze pijler wel sociale zekerheidsbijdragen betalen. Deze solidariteitsbijdragen wordt bepaald op basis van de Co2-uitstoot van de bedrijfswagen. Daarnaast wordt de werkgever ook fiscaal belast via ‘verworpen uitgaven’ in de vennootschapsbelasting. Indien de werkgever enkel de bedrijfswagen ten laste neemt komt dit overeen met 17 procent van het voordeel van alle aard. Echter is dit 40 procent wanneer de werkgever de bedrijfswagen en de brandstofkost voor persoonlijk gebruik ten laste neemt. Dit bijvoorbeeld via een tankkaart. Al verschillen deze bijdragen en belastingen dus niet ten opzichte van de traditionele bedrijfswagen.
De milieuvriendelijke(re) bedrijfswagen kent dus hetzelfde belastingsregime en dezelfde regeling als de traditionele bedrijfswagen.
Pijler 2: Duurzame vervoersmodi en huisvestingskosten 🛴🚲🚌🚆🏠
Uitgaven aan duurzame vervoersmodi zijn volledig vrijgesteld aan belastingen en sociale zekerheidsbijdragen voor zowel de werknemer als de werkgever. Voor de werkgever zijn deze uitgaven dus volledig aftrekbare beroepskosten. Voor de werknemer is dit dus pure winst!
Eveneens worden uitgaven aan huisvestingskosten volledig vrijgesteld aan belastingen en sociale zekerheidsbijdragen. Anders wordt het nettoloon gebruikt om deze kosten te financieren, waarbij belastingen en sociale zekerheidsbijdragen al in rekening zijn genomen. Dit is dus nu niet het geval!
Een voorbeeld
Een alleenstaande bediende met een brutoloon van 3000 euro per maand moet een maandelijkse huur betalen van 800 euro. De bediende kan kiezen om zijn/haar huur te betalen via zijn loon of via zijn mobiliteitsbudget.
1) De bediende kiest om met zijn/haar loon de huur te betalen. De bediende moet dan bovenop de 800 euro nog een sociale zekerheidsbijdrage van 13,07% en een bedrijfsvoorheffing van 179,61 euro op deze maandelijkse huur betalen. Dit betekent dat de huurkost 1084,17 euro is.
2) De bediende kiest om met zijn/haar mobiliteitsbudget de huur te betalen. De bediende moet dan bovenop de 800 euro geen sociale zekerheidsbijdrage, bedrijfsvoorheffing of een andere belasting betalen. De huurkost bestaat dan enkel uit de eigenlijke huurprijs van 800 euro.
In dit voorbeeld is de betaling via het mobiliteitsbudget 284,17 euro goedkoper dan de betaling via het loon.
Pijler 3: Cash 💶
Deze pijler is volledig vrijgesteld van belasting. Er wordt op deze uitbetaling wel een sociale zekerheidsbijdrage van 38,07 procent betaald. Deze pijler is voor de werknemer dan ook veel minder interessant dan de twee andere pijlers. Het valt aan te raden om het mobiliteitsbudget zoveel als mogelijk te gebruiken in pijler 1 of pijler 2. De uitbetaling van pijler 3 gebeurt alleen op het einde van het jaar of er wordt een restbedrag uitbetaald na de laatste werkdag van de werknemer.
Voor de werkgever is deze derde pijler een volledige aftrekbare beroepskost.
Samengevat het mobiliteitsbudget is dus zeker interessant voor de werknemer en de werkgever. Vanuit een financiële invalshoek is een mobiliteitsbudget voor de werknemer voordeliger dan de traditionele bedrijfswagen. Voor de werkgever is de implementatie van het mobiliteitsbudget een kostenneutrale operatie. Vergeet ook niet dat het mobiliteitsbudget daarnaast ook duurzamer en flexibeler is dan de traditionele bedrijfswagen 🤩.
Heb je vragen over dit artikel? Laat het me weten via jeroen@mbrella.eu